maandag 7 januari 2008

Terminologie in het hoger onderwijs

Eind deze week brengen de West-Vlaamse laatstejaars secundair onderwijs een bezoek de Sid-in beurs in Roeselare. De bedoeling is dat ze kennis maken met het hoger onderwijs. Het wordt beslist een boeiende zoektocht om uit het rijke aanbod aan studierichtingen, die opleiding te vinden die aanleunt bij hun interesse, talenten en vooropleiding.

Maar wist je dat het hoger onderwijs een ander schoolvocabularium hanteert dan het secundair? De onderwijswereld is voortdurend in beweging waardoor er almaar nieuwe termen ontstaan, terwijl andere termen verdwijnen. Zo zijn de eerste bachelors afgestudeerd die de gegradueerden van vroeger vervangen. Aan de universiteiten is dit academiejaar voor het eerst gestart met de masteropleiding, de vervanger van de licenties.

Andere termen behoren dan alweer geruime tijd niet meer tot de officiële terminologie terwijl ze nog frequent gebruikt worden. Denken we maar aan hoger onderwijs van het korte type nu officieel de hogeschoolopleidingen van één cyclus zijn. Ook het vertrouwde “A1 diploma" waar trouwens nog steeds naar gevraagd wordt in vacatures moest wijken voor het “graduaatdiploma” en nu het “bachelordiploma”.

Goed voorbereid is half gewonnen!

Omdat je straks de gespecialiseerde termen in de verzamelde brochures zou begrijpen, willen we een handje toesteken. Daarom zetten we hieronder enkele kernbegrippen op een rijtje.

Bacheloropleiding
Er bestaan twee soorten:
- de professionele bacheloropleiding wordt uitsluitend ingericht door een hogeschool. De opleiding omvatten minstens 180 studiepunten en bereidt je rechtstreeks voor op een job onmiddellijk na je studie. De Howest-opleidingen accountancy-fiscaliteit, logistiek management, financie- en verzekeringswezen en marketing zijn voorbeelden van een professionele bachelor in bedrijfsmanagement.
- de academische bacheloropleiding wordt ingericht door een universiteit (en sommige hogescholen). Deze opleidingen hebben als hoofddoelstelling het doorstromen naar een
masteropleiding. De opleiding vervangt enigszins de 'kandidaturen'.

Masteropleiding: een opleiding van ten minste 60 studiepunten nà een bacheloropleiding aangeboden door een universiteit en sommige hogescholen in het academisch onderwijs.

Studiepunt (ECTS): aanduiding van het aantal studie-uren dat de normstudent aan een vak besteedt. Een studiepunt staat voor 25 tot 30 werkuren. Op jaarbasis moet de student dus tussen de 1500 en 1800 uur in zijn studie investeren.

Opleidingsprogramma of curriculum: het samenhangend geheel van opleidingsonderdelen dat leidt tot een welbepaald diploma. Het opleidingsprogramma wordt vastgelegd door het bestuur van een hogeschool in samenspraak met externen uit het werkveld.

Afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma. Bij wijze van voorbeeld: de vier afstudeerrichtingen (marketing, logistiek management, financie- en verzekeringswezen, accountancy-fiscaliteit) die aan het Departement Simon Stevin (Howest) worden aangeboden, vallen onder de overkoepelende opleiding Bedrijfsmanagement.

Opleidingsonderdeel: een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties betreffende kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes.

Semestersysteem: de traditionele jaarindeling werd vervangen door een semesterexamensysteem; het komt hierop neer dat de tijdens het eerste semester ingerichte opleidingsonderdelen geëxamineerd worden in januari en die van het tweede halfjaar in juni.

Heb je er nog niet genoeg van en wil je alles weten over de typische, eigen terminologie, dan kan je dit terugvinden op http://www.hogeronderwijsregister.be/content.php?section=pagina&id=129, de website waar alle definities zijn opgenomen.

Geen opmerkingen: